Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Tot u zal niet meer gezegd worden: [13]De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: [14]Het verwoeste; maar gij zult genoemd worden: [15]Mijn lust is aan haar! en [16]uw land: [17]Het getrouwde; want de HEERE heeft een lust aan u, en [18]uw land zal getrouwd worden. 13. Te weten van God haren bruidegom, alsof gij niet meer zijne bruid of zijn volk waart; zie hfdst.60 vs.15. 14. Hebreeuws, verwoesting; dat is, het verwoeste; zie Hos.1:10; 1 Petr.2:10. 15. Dat is, God heeft een welgevallen aan haar, te weten aan Jeruzalem. 16. Dat u de Heere gegeven had te bewonen; of uw land; dat is de inwoners van uw land. 17. Dat is, het bewoonde. 18. Dat is, uw land zal bewoond worden, gelijk ene vrouw haren man bijwoont.